De Deur Naar Het Leven

De Deur Naar Het Leven

Wonderlijk

Jezus is de sleutel om God te vinden, dus laten we meer over Hem ontdekken. De Here Jezus Christus was inderdaad uniek: geboren uit een menselijke moeder, maar met God als Zijn biologische Vader[1]. Jezus Christus was en is daarom volledig God[2] én volledig Mens[3]. God is één in Wezen, maar tegelijkertijd drie in persoon: God de Vader, God de Zoon Jezus Christus en God de Heilige Geest zijn één[4].

Dat God één is maar tegelijkertijd drieënig, verklaart waarom God enerzijds stelde dat niemand Hem kan zien en leven[5], en anderzijds in het Oude Testament sommige mensen Gods zichtbare verschijning zagen[6]. Dat was de Here Jezus[7], die God vertegenwoordigde, in de tijd van het Oude Testament verscheen Hij als Engel van de Heer. Dat klinkt misschien allemaal wat ingewikkeld om te begrijpen, maar het is dan ook niet voor niets dat één van de namen van de Here Jezus is: “Wonderlijk”[8]!

Om het even heel duidelijk te maken: Jezus Christus is niet een andere God, maar Hij en God de Vader zijn één[9]. Jezus Christus is Gods Zoon[10] en het Beeld van God de Vader[11].

Vervulde Beloften

De Here Jezus Christus was en is de Messias van Israël, Hij heeft alle profetiën uit het Oude Testament vervuld. Hij werd geboren in Bethlehem[12] en is de Zoon van David[13]. Wettelijk gezien was Jezus Christus de oudste zoon van zijn aardse niet-biologische vader Jozef (uit de koninklijke lijn vanaf Koning Davids zoon Salomo[14]), en daarmee de officiële erfgenaam van Koning Davids troon. Biologisch stamde Jezus Christus ook rechtstreeks af van David, via zijn moeders stamboom (vanaf Koning Davids zoon Nathan[15]). Het boek Daniël voorspelde zelfs het exacte moment waarop de Messias zou worden afgewezen: de enige Persoon op wie dit van toepassing kon zijn in die specifieke tijdsperiode, was Jezus Christus[16]. Jezus Christus was inderdaad de Messias (in het Grieks “Christos”) die Hij ook claimde te zijn[17]. De Romeins-Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus uit de 1e eeuw, stelde dan ook correct in zijn historische boeken dat Jezus de Christus was[18]. Bovendien bewees Jezus Christus Wie Hij was door wat Hij deed: genas ontzettend veel zieken en wekte zelfs drie keer een dode tot leven[19].

Het Reine en Rechtvaardige Lam

Als Dienstknecht van de Heer, kwam Jezus Christus naar de aarde om een leven in gehoorzaamheid aan God te leven[20]. God had een specifiek plan, dat al in het Oude Testament was onthuld: Hij wilde Zijn Zoon, de Here Jezus Christus, opofferen om zo vergeving voor de zonden van de mensen mogelijk te maken[21]. Alleen een rechtvaardig Mens zonder zonde kon dit doen[22]. God is heilig en rechtvaardig en kan daarom niet Zijn ogen sluiten voor zonde, zoals al eerder uitgelegd. Alleen het offer en bloedvergieten van een volledig ongeschuldig en rein Mens, kon de oplossing brengen om de zonden te kunnen vergeven[23]. De enige Mens die aan alle benodigde eisen voldeed… was Zijn eigen Zoon, de Here Jezus Christus.

Tot aan de kruisiging van Jezus Christus, was het de gewoonte dat een lam werd geofferd in de tempel in Jeruzalem voor de zonden van de mensen[24]. Als enige Mens zonder zonde, was Jezus Christus het perfecte Lam van God[25]. Zijn offer aan het kruis was perfect en compleet[26]. Jezus liet Zijn bloed vloeien toen Hij stief aan het kruis, zó maakte Hij vergeving mogelijk voor de zonden van alle mensen die in Hem geloven[27].

Na het kruis bleef Jezus niet dood. Hij stond op uit de dood na drie dagen[28] en leeft nu in de hemel aan Gods rechterhand[29]. Hij is de levende Heer van iedereen, heeft alle macht in de hemel en op de aarde[30].

Je Rechter Of Je Redder

Tijdens zijn leven op aarde, werd Jezus Christus verworpen en niet algemeen geaccepteerd, zelfs al was en is Hij inderdaad de Messias. In die tijd kwam Hij als de lijdende Knecht van de Heer, en offerde Hij Zijn eigen leven op om ieder mens die in Hem gelooft van zijn/haar zonden te kunnen redden. In de toekomst zal Jezus Christus weer terugkomen, zichtbaar zodat iedereen het kan zien[31]. Maar die keer, zal het zijn als de grote “Koning der koningen” en “Here der heren”[32]. En op een dag zullen alle mensen erkennen dat Jezus Christus Heer is[33]. Zelfs jij zult dat, of je dat op dit moment nou gelooft of niet.

Zorg ervoor dat je Jezus Christus leert kennen en vergeving voor je zonden ontvangt, zodat je Hem nu én in de toekomst kent als je liefhebbende Redder en Heer. Want het hangt van jouw eigen keuze af tijdens je leven hier op aarde hoe je hem kent: als je Redder nu en voor altijd, of als je Rechter in de toekomst[34].

Het was omdat Hij zoveel van jou houdt, dat Jezus Christus Zijn eigen leven voor je opofferde? Wat is jouw reactie op zo’n grote liefde?

Wat Is Jouw Aandeel?

[1]

De geboorte van Jezus Christus was nu als volgt. Terwijl Maria, Zijn moeder, met Jozef in ondertrouw was, bleek zij, nog voordat zij samengekomen waren, zwanger te zijn uit de Heilige Geest. (Mattheüs 1:18)

… Jozef, zoon van David, wees niet bevreesd Maria, uw vrouw, bij u te nemen, want wat in haar ontvangen is, is uit de Heilige Geest; en zij zal een Zoon baren, en u zult Hem de Naam Jezus geven, want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden. (Mattheüs 1:20b-21)

En de engel antwoordde en zei tegen haar: De Heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen. Daarom ook zal het Heilige Dat uit u geboren zal worden, Gods Zoon genoemd worden. (Lukas 1:35)

En nadat Jezus gedoopt was, kwam Hij meteen op uit het water; en zie, de hemelen werden voor Hem geopend, en Hij zag de Geest van God als een duif neerdalen en op Zich komen. En zie, een stem uit de hemelen zei: Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb! (Mattheüs 3:16-17)

[2]

Hij (de Here Jezus Christus) is het Beeld van de onzichtbare God, de Eerstgeborene van heel de schepping. (Kolossenzen 1:15)

In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alle dingen zijn door het Woord gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is. (Johannes 1:1-3)

En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader), vol van genade en waarheid. (Johannes 1:14)

Ik ben van de Vader uitgegaan en ben in de wereld gekomen; Ik verlaat de wereld weer en ga heen naar de Vader. (Johannes 16:28)

Nadat God voorheen vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij in deze laatste dagen tot ons gesproken door de Zoon, Die Hij Erfgenaam gemaakt heeft van alles, door Wie Hij ook de wereld gemaakt heeft. Hij, Die de afstraling van Gods heerlijkheid is en de afdruk van Zijn zelfstandigheid, Die alle dingen draagt door Zijn krachtig woord, heeft, nadat Hij de reiniging van onze zonden door Zichzelf tot stand had gebracht, Zich gezet aan de rechterhand van de Majesteit in de hoogste hemelen. (Hebreeën 1:1-3)

Want tegen wie van de engelen heeft God ooit gezegd: U bent Mijn Zoon, heden heb Ik U verwekt? En verder: Ik zal voor Hem tot een Vader zijn, en Hij zal voor Mij tot een Zoon zijn? En wanneer Hij vervolgens de Eerstgeborene in de wereld brengt, zegt Hij: En laten alle engelen van God Hem aanbidden. (Hebreeën 1:5-6)

… maar tegen de Zoon zegt Hij: Uw troon, o God, bestaat in alle eeuwigheid. De scepter van Uw koninkrijk is een scepter van het recht. U hebt gerechtigheid lief en haat ongerechtigheid. Daarom heeft Uw God U gezalfd, o God, met vreugdeolie, boven Uw metgezellen. En: In het begin hebt U, Heere, de aarde gegrondvest, en de hemelen zijn de werken van Uw handen. Die zullen vergaan, maar U blijft altijd. En ze zullen alle verslijten als een gewaad, en als een mantel zult U ze oprollen en ze zullen verwisseld worden; maar U bent Dezelfde en Uw jaren zullen niet ophouden. (Hebreeën 1:8-12)

Ik zal het besluit bekendmaken: De HEERE heeft tegen Mij gezegd: U bent Mijn Zoon, Ík heb U heden verwekt. (Psalm 2:7)

Wanneer uw dagen voorbij zijn en u met uw vaderen ontslapen bent, zal Ik uw nakomeling na u, die uit uw lichaam voortkomt, doen opstaan en Ik zal zijn koningschap bevestigen. Die zal voor Mijn Naam een huis bouwen, en Ik zal de troon van zijn koningschap voor eeuwig bevestigen. Ík zal hem tot een Vader zijn, en híj zal Mij tot een zoon zijn… (2 Samuel 7:12-14a)

U bent veel mooier dan de andere mensenkinderen; genade is op Uw lippen uitgegoten, daarom heeft God U voor eeuwig gezegend. Gord Uw zwaard aan de heup, o Held, het zwaard van Uw majesteit en Uw glorie.(Psalm 45:3-4)

Uw troon, o God, bestaat eeuwig en altijd; de scepter van Uw Koninkrijk is een scepter van rechtvaardigheid. U hebt gerechtigheid lief en haat goddeloosheid; daarom heeft Uw God U gezalfd, o God, met vreugdeolie, boven Uw metgezellen. (Psalm 45:7-8)

En nu zegt de HEERE, Die Zich Mij vanaf de moederschoot tot Knecht heeft geformeerd om Jakob tot Hem terug te brengen – maar Israël zal zich niet laten verzamelen. Niettemin zal Ik verheerlijkt worden in de ogen van de HEERE, en Mijn God zal Mijn kracht zijn. Hij zei: Het is te gering dat U voor Mij een Knecht zou zijn om op te richten de stammen van Jakob en om hen die van Israël gespaard werden, terug te brengen. Ik heb U ook gegeven tot een Licht voor de heidenvolken, om Mijn heil te zijn tot aan het einde der aarde. (Jesaja 49: 5-6)

Zo zegt de HEERE, de Verlosser van Israël, zijn Heilige, tegen de verachte Ziel, tegen Hem van Wie het volk een afschuw heeft, tegen de Knecht van heersers: Koningen zullen het zien en opstaan,
vorsten – zij zullen zich voor U neerbuigen, omwille van de HEERE, Die getrouw is, de Heilige van Israël, Die U verkozen heeft. (Jesaja 49:7)

De HEERE heeft tot mijn Heere gesproken: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden gemaakt zal hebben tot een voetbank voor Uw voeten. (Psalm 110:1)

Toen de Farizeeën bijeenwaren, vroeg Jezus hun: Wat denkt u over de Christus? Wiens Zoon is Hij? Zij zeiden tegen Hem: Davids Zoon. Hij zei tegen hen: Hoe kan David Hem dan, in de Geest, zijn Heere noemen, als hij zegt: De Heere heeft gezegd tegen Mijn Heere: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden neergelegd heb als een voetbank voor Uw voeten? Als David Hem dan zijn Heere noemt, hoe kan Hij dan zijn Zoon zijn? En niemand kon Hem een woord antwoorden, en ook durfde niemand Hem vanaf die dag meer iets te vragen. (Mattheüs 22:41-46)

En tegen wie van de engelen heeft Hij ooit gezegd: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden neergelegd heb als een voetbank voor Uw voeten? (Hebreeën 1:13)

Zie, Mijn Knecht, Die Ik ondersteun, Mijn Uitverkorene, in Wie Mijn ziel een welbehagen heeft;
Ik heb Mijn Geest op Hem gelegd. Hij zal tot de heidenvolken het recht doen uitgaan. (Jesaja 42:1)

U bent Mijn getuigen, spreekt de HEERE, en Mijn dienaar die Ik verkozen heb, opdat u het weet en Mij gelooft, en begrijpt dat Ik Dezelfde ben: vóór Mij is er geen God geformeerd en na Mij zal er geen zijn.(Jesaja 43:10)

Ik keek toe in de nachtvisioenen, en zie, er kwam met de wolken van de hemel Iemand als een Mensenzoon. Hij kwam tot de Oude van dagen en men deed Hem voor Zijn aangezicht naderbij komen.
14 Hem werd gegeven heerschappij, eer en koningschap, en alle volken, natiën en talen moesten Hem vereren. Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die Hem niet ontnomen zal worden, en Zijn koningschap zal niet te gronde gaan. (Daniël 7:13-14)

Dien de HEERE met vreze, verheug u met huiver. Kus de Zoon, opdat Hij niet toornig wordt en u onderweg omkomt, wanneer Zijn toorn slechts even ontbrandt. Welzalig allen die tot Hem de toevlucht nemen! (Psalm 2:11-12)

Jezus zei tegen hem: Ben Ik zo’n lange tijd bij u, en kent u Mij niet, Filippus? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien; en hoe kunt u dan zeggen: Laat ons de Vader zien? (Johannes 14:9)

Als u Mij gekend had, zou u ook Mijn Vader gekend hebben; en van nu af kent u Hem en hebt u Hem gezien. (Johannes 14:7)

Alle dingen zijn Mij overgegeven door Mijn Vader; en niemand kent de Zoon dan de Vader, en niemand kent de Vader dan de Zoon, en hij aan wie de Zoon het wil openbaren. (Mattheüs 11:27)

De HEERE God is echter de Waarheid. Hij is de levende God, een eeuwig Koning. (Jeremia 10:10)

Jezus zei tegen hem: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door mij. (Johannes 14:6)

Maar wij weten dat de Zoon van God gekomen is en ons het verstand heeft gegeven om de Waarachtige te mogen kennen; en wij zijn in de Waarachtige, namelijk in Zijn Zoon, Jezus Christus. Die is de waarachtige God en het eeuwige leven. (1 Johannes 5:20)

En Thomas antwoordde en zei tegen Hem: Mijn Heere en mijn God! Jezus zei tegen hem: Omdat u Mij gezien hebt, Thomas, hebt u geloofd; zalig zijn zij die niet gezien zullen hebben en toch zullen geloven. (Johannes 20:28-29)

[3]

… Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, zond God Zijn Zoon uit, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet, … (Galaten 4:4)

… ten aanzien van Zijn Zoon, Die wat het vlees betreft geboren is uit het geslacht van David. (Romeinen 1:3)

En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid gezien, een heerlijkheid als van de Eniggeborene van de Vader), vol van genade en waarheid. (Johannes 1:14)

Zie, de maagd zal zwanger worden en een Zoon baren, en u zult Hem de Naam Immanuel geven; vertaald betekent dat: God met ons.  (Mattheüs 1:23)

… en hij had geen gemeenschap met haar totdat zij haar eerstgeboren Zoon gebaard had; en hij gaf Hem de Naam Jezus. (Mattheüs 1:25)

Laat daarom die gezindheid in u zijn die ook in Christus Jezus was, Die, terwijl Hij in de gestalte van God was, het niet als roof beschouwd heeft aan God gelijk te zijn, maar Zichzelf ontledigd heeft door de gestalte van een slaaf aan te nemen en aan de mensen gelijk te worden. En in gedaante als een mens bevonden, heeft Hij Zichzelf vernederd en is gehoorzaam geworden, tot de dood, ja, tot de kruisdood.(Filippenzen 2:5-8)

Hieraan leert u de Geest van God kennen: elke geest die belijdt dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is uit God; … (1 Johannes 4:2)

[4]

Want drie zijn er die getuigen in de hemel: de Vader, het Woord en de Heilige Geest; en deze drie zijn één.  (1 Johannes 5:7)

… hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, … (Mattheüs 28:19)

En Ik ben niet meer in de wereld, maar dezen zijn in de wereld, en Ik kom naar U toe. Heilige Vader, bewaar hen die U Mij gegeven hebt in Uw Naam, opdat zij één zullen zijn zoals Wij. (Johannes 17:11)

… opdat zij allen één zullen zijn, zoals U, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons één zullen zijn, opdat de wereld zal geloven dat U Mij gezonden hebt. (Johannes 17:21)

Ik en de Vader zijn Één. (Johannes 10:30)

Want door Hem hebben wij beiden door één Geest de toegang tot de Vader. (Efeziërs 2:18)

Nu, omdat u kinderen bent, heeft God de Geest van Zijn Zoon uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader! (Galaten 4:6)

… opdat hun harten bemoedigd mogen worden, […], om het geheimenis te leren kennen van God, en van de Vader en van Christus, in Wie al de schatten van de wijsheid en van de kennis verborgen zijn. (Kolossenzen 2:2-3)

[5]

Hij zei verder: U zou Mijn aangezicht niet kunnen zien, want geen mens kan Mij zien en in leven blijven. (Exodus 33:20)

Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in de schoot van de Vader is, Die heeft Hem ons verklaard.  (Johannes 1:18)

[6]

Maar Jakob bleef alleen achter, en een Man worstelde met hem, totdat de dageraad aanbrak. (Genesis 32:24)

… u hebt met God en met mensen gestreden, en hebt overwonnen. Jakob vroeg daarop: Vertel mij toch Uw Naam. En Hij zei: Waarom vraagt u naar Mijn Naam? En Hij zegende hem daar. En Jakob gaf die plaats de naam Pniël. Want, zei hij, ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht, en mijn leven is gered. (Genesis 32:28-30)

Het gebeurde, toen Jozua bij Jericho was, dat hij zijn ogen opsloeg en zag, en zie, er stond een Man voor hem met een getrokken zwaard in Zijn hand. Jozua ging naar Hem toe en zei tegen Hem: Hoort U bij ons of bij onze tegenstanders? Hij zei: Nee, maar Ik ben de Bevelhebber van het leger van de HEERE. Nu ben Ik gekomen. Toen wierp Jozua zich met het gezicht ter aarde, boog zich neer en zei tegen Hem: Wat wil mijn Heere tot Zijn dienaar spreken? Toen zei de Bevelhebber van het leger van de HEERE tegen Jozua: Doe uw schoenen van uw voeten, want de plaats waarop u staat, is heilig. En Jozua deed dat. (Jozua 5: 13-15)

Toen zag Gideon dat het een Engel van de HEERE was. En Gideon zei: Ach, Heere, HEERE! Daarom, omdat ik een Engel van de HEERE heb gezien, van aangezicht tot aangezicht, zal ik sterven! Maar de HEERE zei tegen hem: Vrede zij met u! Wees niet bevreesd, u zult niet sterven. (Richteren 6:22)

[7]

Hij is het Beeld van de onzichtbare God, de Eerstgeborene van heel de schepping. (Kolossenzen 1:15)

Want in Hem woont heel de volheid van de Godheid lichamelijk. (Kolossenzen 2:9)

[8]

En Manoach zei tegen de Engel van de HEERE: Wat is Uw Naam? Dan kunnen wij U eren, wanneer Uw woord uitkomt. Maar de Engel van de HEERE zei tegen hem: Waarom vraagt u zo naar Mijn Naam? Die is immers wonderlijk! (Richteren 13:17-18)

Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op Zijn schouder. En men noemt Zijn Naam Wonderlijk, Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst. (Jesaja 9:5)

[9]

Ik en de Vader zijn Één. (Johannes 10:30)

Kom nader tot mij, hoor dit: Ik heb vanaf het begin niet in het verborgene gesproken; vanaf de tijd dat het geschied is, ben ik daar. En nu, de Heere HEERE heeft mij gezonden, en Zijn Geest. (Jesaja 48:16)

…  opdat zij allen één zullen zijn, zoals U, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons één zullen zijn, opdat de wereld zal geloven dat U Mij gezonden hebt. (Johannes 17:21)

Maar wij weten dat de Zoon van God gekomen is en ons het verstand heeft gegeven om de Waarachtige te mogen kennen; en wij zijn in de Waarachtige, namelijk in Zijn Zoon, Jezus Christus. Die is de waarachtige God en het eeuwige leven. (1 Johannes 5:20)

[10]

Ik zal het besluit bekendmaken: De HEERE heeft tegen Mij gezegd: U bent Mijn Zoon, Ík heb U heden verwekt. (Psalm 2:7)

En het gebeurde in die dagen dat Jezus kwam van Nazareth, in Galilea, en door Johannes werd gedoopt in de Jordaan. En meteen toen Hij uit het water opkwam, zag Hij de hemelen scheuren en de Geest als een duif op Zich neerdalen. En er kwam een stem uit de hemelen: U bent Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik Mijn welbehagen heb! (Markus 1:9-11)

En er kwam een wolk, die hen overschaduwde, en uit de wolk kwam een stem, die zei: Dit is Mijn geliefde Zoon, luister naar Hem! (Markus 9:7)

En wij hebben geloofd en erkend dat U de Christus bent, de Zoon van de levende God. (Johannes 6:69)

[11]

Nadat God voorheen vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij in deze laatste dagen tot ons gesproken door de Zoon, Die Hij Erfgenaam gemaakt heeft van alles, door Wie Hij ook de wereld gemaakt heeft. Hij, Die de afstraling van Gods heerlijkheid is en de afdruk van Zijn zelfstandigheid, Die alle dingen draagt door Zijn krachtig woord, … (Hebreeën 1:1-3)

Want het heeft de Vader behaagd dat in Hem heel de volheid wonen zou, en dat Hij door Hem alle dingen met Zichzelf verzoenen zou, door vrede te maken door het bloed van Zijn kruis, ja door Hem, zowel de dingen die op de aarde zijn als de dingen die in de hemelen zijn. (Kolossenzen 1:19-20)

Hij is het Beeld van de onzichtbare God, de Eerstgeborene van heel de schepping. (Kolossenzen 1:15)

… Christus. Want in Hem woont heel de volheid van de Godheid lichamelijk. (Kolossenzen 2:9)

[12]

En u, Bethlehem-Efratha, al bent u klein om te zijn onder de duizenden van Juda, uit u zal Mij voortkomen, Die een Heerser zal zijn in Israël. Zijn oorsprongen zijn van oudsher, van eeuwige dagen af.  (Micha 5:2)

[13]

Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik voor David een rechtvaardige SPRUIT zal doen opstaan.
Hij zal als Koning regeren en verstandig handelen, Hij zal recht en gerechtigheid doen op de aarde. In Zijn dagen zal Juda verlost worden en Israël onbezorgd wonen. Dit zal Zijn Naam zijn waarmee men Hem noemen zal: DE HEERE ONZE GERECHTIGHEID. (Jeremiah 23:5-6)

Want er zal een Twijgje opgroeien uit de afgehouwen stronk van Isaï, en een Loot uit zijn wortels zal vrucht voortbrengen. Op Hem zal de Geest van de HEERE rusten: de Geest van wijsheid en inzicht,
de Geest van raad en sterkte, de Geest van de kennis en de vreze des HEEREN. (Jesaja 11:1-2)

[14]

Het geslachtsregister van Jezus Christus, de Zoon van David,  (…) Isaï verwekte David, de koning; David, de koning, verwekte Salomo (…) Jakob verwekte Jozef, de man van Maria, uit wie geboren is Jezus, Die Christus genoemd wordt. (Mattheüs 1:1-16)

[15]

En Hij, Jezus, (…) was, naar men dacht, de Zoon van Jozef, de zoon van Heli, (= het woord schoonzoon bestond niet in het Grieks toen het evangelie geschreven werd: Jozef werd als Heli’s zoon beschouwd omdat hij met Heli’s dochter Maria getrouwd was) … de zoon van Nathan, de zoon van David,
32 de zoon van Isaï… (Lukas 3:23-38)

“Maar over het huis van David en over de inwoners van Jeruzalem zal Ik de Geest van de genade en van de gebeden uitstorten. Zij zullen Mij aanschouwen, Die zij doorstoken hebben. Zij zullen over Hem rouw bedrijven, als met de rouwklacht over een enig kind; en zij zullen over Hem bitter klagen, zoals men bitter klaagt over een eerstgeborene. (…) Het land zal rouw bedrijven, elk geslacht afzonderlijk: het geslacht van het huis van David afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk, het geslacht van het huis van Nathan afzonderlijk en hun vrouwen afzonderlijk, … (vindt in de toekomst plaats, Zacharia 12:10-12)

[16]

“U moet weten en begrijpen: vanaf de tijd dat het woord uitgaat om te laten terugkeren en om Jeruzalem te herbouwen tot op Messias, de Vorst, verstrijken er zeven weken en tweeënzestig weken. Plein en gracht zullen opnieuw gebouwd worden, maar wel in benauwde tijden. Na de tweeënzestig weken zal de Messias uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hemzelf zijn.” (Daniel 9:25-26a).

Enige uitleg hier: dit bevel werd gegeven door koning Arthahsasta (zie Nehemia 2:1). Het woord “week betekent in het Hebreeuws ook wel een periode van 7 jaar, dus twee periodes van 49 en 434 jaar. Na de 62 “weken” (die begonnen na de eerste 7 “weken”, dus tezamen 483 jaar later), zou de Messias uitgeroeid worden. Precies op die datum, is de Here Jezus Christus Jeruzalem binnengereden op Palm Zondag, rijdend op een ezel precies zoals voorzegd in Zacharia 9:9, om vervolgens door de Joodse leiders van die tijd te worden verworpen.

[17]

De vrouw zei tegen Hem: Ik weet dat de Messias komt (Die Christus genoemd wordt); wanneer Die gekomen zal zijn, zal Hij ons alles verkondigen. Jezus zei tegen haar: Ik ben het, Die met u spreek. (Johannes 4:25-26)

“Bent U het Die komen zou, of verwachten wij een ander?” En Jezus antwoordde en zei tegen hen: Ga heen en bericht Johannes wat u hoort en ziet: blinden worden ziende en kreupelen kunnen lopen; melaatsen worden gereinigd en doven kunnen horen; doden worden opgewekt en aan armen wordt het Evangelie verkondigd; en zalig is hij die aan Mij geen aanstoot neemt. (Mattheüs 11:2-4)

Als Ik niet de werken van Mijn Vader doe, geloof Mij dan niet, maar als Ik ze doe en u Mij niet gelooft, geloof dan de werken, opdat u erkent en gelooft dat de Vader in Mij is en Ik in Hem. (Johannes 10:37-38)

En velen uit de menigte kwamen tot geloof in Hem en zeiden: “Wanneer de Christus komt, zal Hij toch niet meer tekenen doen dan Híj gedaan heeft?” (Johannes 7:31)

Simon Petrus antwoordde en zei: U bent de Christus, de Zoon van de levende God. En Jezus antwoordde en zei tegen hem: Zalig bent u, Simon Barjona, want vlees en bloed hebben u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is. (Mattheüs 16:16-17)

U noemt Mij Meester en Heere, en u zegt het terecht, want Ik ben het. (Johannes 13:13)

Jezus zei tegen hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Vóór Abraham geboren was, ben Ik. (Johannes 8:58)

Niet dat iemand de Vader gezien heeft, behalve Hij Die van God is; Híj heeft de Vader gezien. (Johannes 6:46)

Jezus dan, Die alles wist wat er over Hem komen zou, trad naar voren en zei tegen hen: Wie zoekt u? Zij antwoordden Hem: Jezus de Nazarener. Jezus zei tegen hen: Ik ben het. En Judas, die Hem verraadde, stond ook bij hen. Toen Hij dan tegen hen zei: Ik ben het, deinsden zij terug en vielen op de grond.(Johannes 18:4-6)

Maar Hij zweeg en antwoordde niets. Opnieuw stelde de hogepriester Hem een vraag, en zei tegen Hem: Bent U de Christus, de Zoon van de Gezegende? En Jezus zei: Ik ben het. En u zult de Zoon des mensen zien zitten aan de rechterhand van de kracht van God en zien komen met de wolken van de hemel. (Markus 14:61-62)

En de hogepriester antwoordde Hem: Ik bezweer U bij de levende God, dat U ons zegt of U de Christus bent, de Zoon van God. Jezus zei tegen hem: U hebt het gezegd. Maar Ik zeg u: Van nu aan zult u de Zoon des mensen zien zitten aan de rechterhand van de kracht van God en zien komen op de wolken van de hemel. (Mattheüs 26:63-64)

En zij zeiden allen: Bent U dan de Zoon van God? En Hij zei tegen hen: U zegt dat Ik het ben. (Lukas 22:70)

En zij begonnen Hem te beschuldigen en zeiden: Wij hebben ontdekt dat Deze het volk afvallig maakt, en dat Hij verbiedt belasting te betalen aan de keizer en dat Hij van Zichzelf zegt dat Hij Christus, de Koning, is. Toen vroeg Pilatus Hem: U bent de Koning van de Joden? Hij nu antwoordde hem en zei: U zegt het. (Lukas 23:2-3)

[18]

“In die tijd leefde Jezus, een wijs man, voorzover het geoorloofd is hem een man te noemen.
Hij verrichtte namelijk daden die onmogelijk geacht werden, en hij was leermeester van mensen
die met vreugde de waarheid tot zich namen. En veel Joden alsook velen van de Grieken bracht
hij tot zich. Hij was de Christus. Ook nadat Pilatus hem op aanwijzing van de eerste mannen
bij ons de straf van het kruis had opgelegd, gaven zij die het eerst in liefde waren gaan leven
niet op. Hij was namelijk aan hen verschenen op de derde dag, opnieuw levend. De goddelijke
profeten hadden die dingen en ontelbare andere wonderbaarlijke dingen over hem gezegd. Tot
op de dag van heden is de naar hem genoemde groep van de christenen niet verdwenen.” (Flavius Josephus, boek 18, hoofdstuk 3.3)

[19]

En Jezus trok rond in heel Galilea, gaf onderwijs in hun synagogen en predikte het Evangelie van het Koninkrijk, en Hij genas elke ziekte en elke kwaal onder het volk. (Mattheüs 4:23)

En Jezus trok rond in al de steden en dorpen en gaf onderwijs in hun synagogen, en Hij predikte het Evangelie van het Koninkrijk en genas iedere ziekte en elke kwaal onder het volk. (Mattheüs 9:35)

Maar Jezus wist dat en vertrok vandaar, en veel menigten volgden Hem en Hij genas hen allen. (Mattheüs 12:15)

En toen Jezus uit het schip ging, zag Hij een grote menigte, en Hij was innerlijk met ontferming bewogen over hen en genas hun zieken. (Mattheüs 14:14)

En er kwam een grote menigte naar Hem toe en zij hadden kreupelen, blinden, mensen die niet konden spreken en verlamden bij zich, en vele anderen. En zij legden ze voor de voeten van Jezus en Hij genas hen, zodat de menigte zich verwonderde, toen zij zagen dat zij die niet hadden kunnen spreken, konden spreken, de verlamden gezond waren, de kreupelen konden lopen en de blinden konden zien; en zij verheerlijkten de God van Israël. (Mattheüs 15:30-31)

En nadat Johannes twee van zijn discipelen bij zich geroepen had, stuurde hij hen naar Jezus met de vraag: Bent U het Die komen zou, of verwachten wij een ander? Toen de mannen bij Hem gekomen waren, zeiden zij: Johannes de Doper heeft ons naar U toe gestuurd met de vraag: Bent U Degene Die komen zou, of verwachten wij een ander? Op dat moment genas Hij velen van ziekten en aandoeningen en boze geesten; en aan veel blinden schonk Hij het gezichtsvermogen. En Jezus antwoordde en zei tegen hen: Ga heen en bericht Johannes wat u gezien en gehoord hebt, namelijk dat blinden ziende worden, kreupelen kunnen lopen, melaatsen gereinigd worden, doven kunnen horen, doden opgewekt worden en aan armen het Evangelie verkondigd wordt. En zalig is hij die aan Mij geen aanstoot neemt.(Lukas 7:19-23)

En het gebeurde op de volgende dag dat Hij naar een stad ging die Naïn heette, en veel van Zijn discipelen en een grote menigte gingen met Hem mee. Toen Hij nu de poort van de stad naderde, ziedaar, er werd een dode uitgedragen. Hij was de enige zoon van zijn moeder, en zij was weduwe, en een grote menigte uit de stad was bij haar. En toen de Heere haar zag, was Hij innerlijk met ontferming bewogen over haar, en zei Hij tegen haar: Huil niet. En Hij ging naar de baar toe en raakte die aan (de dragers nu stonden stil) en Hij zei: Jongeman, Ik zeg u, sta op! En de dode ging overeind zitten en begon te spreken. En Hij gaf hem aan zijn moeder. (Lukas 7:11-15)

Terwijl Hij nog sprak, kwam er iemand van het huis van het hoofd van de synagoge en zei tegen hem: Uw dochter is gestorven; val de Meester niet lastig. Maar toen Jezus dat hoorde, antwoordde Hij hem: Wees niet bevreesd, geloof alleen, en zij zal behouden worden. Toen Hij in het huis gekomen was, liet Hij niemand binnenkomen dan Petrus, Jakobus, Johannes, en de vader en de moeder van het kind. Allen huilden luid en bedreven rouw over haar. Hij zei: Huil niet; zij is niet gestorven, maar zij slaapt. En zij lachten Hem uit, omdat zij wisten dat zij gestorven was. Maar toen Hij hen allen naar buiten gestuurd had, pakte Hij haar hand en riep: Kind, sta op! En haar geest keerde terug en zij stond onmiddellijk op; en Hij gaf opdracht dat men haar te eten zou geven. En haar ouders waren buiten zichzelf, en Hij beval hun dat zij niemand zouden zeggen wat er gebeurd was. (Lukas 8:49-56)

En er was iemand ziek, Lazarus van Bethanië, uit het dorp van Maria en haar zuster Martha. Maria nu was het die de Heere gezalfd heeft met mirre en Zijn voeten afgedroogd heeft met haar haren; haar broer Lazarus was ziek. Zijn zusters dan stuurden Hem de boodschap: Heere, zie, hij die U liefhebt, is ziek. En toen Jezus dat hoorde, zei Hij: Deze ziekte is niet tot de dood, maar is er met het oog op de heerlijkheid van God, opdat de Zoon van God erdoor verheerlijkt wordt. Jezus nu had Martha en haar zuster en Lazarus lief. Toen Hij dan gehoord had dat hij ziek was, bleef Hij nog twee dagen in de plaats waar Hij was. Daarna zei Hij tegen de discipelen: Laten wij weer naar Judea gaan. De discipelen zeiden tegen Hem: Rabbi, de Joden hebben U onlangs nog geprobeerd te stenigen, en gaat U daar weer heen? Jezus antwoordde: Zijn er niet twaalf uren in de dag? Als iemand overdag loopt, stoot hij zich niet, omdat hij het licht van deze wereld ziet, maar als iemand ’s nachts loopt, stoot hij zich, omdat het licht niet bij hem is. Dit sprak Hij, en daarna zei Hij tegen hen: Lazarus, onze vriend, slaapt, maar Ik ga naar hem toe om hem uit de slaap op te wekken. Zijn discipelen dan zeiden: Heere, als hij slaapt, zal hij gezond worden. Maar Jezus had over zijn dood gesproken, terwijl zij dachten dat Hij over de natuurlijke slaap sprak. Toen zei Jezus dan openlijk tegen hen: Lazarus is gestorven. En Ik ben blij voor u dat Ik daar niet was, opdat u gelooft; maar laten wij naar hem toe gaan. Thomas dan, die Didymus genoemd werd, zei tegen zijn medediscipelen: Laten ook wij gaan om met Hem te sterven. Toen Jezus dan gekomen was, bleek dat hij al vier dagen in het graf lag. Bethanië nu lag dicht bij Jeruzalem, ongeveer vijftien stadiën daarvandaan. En velen van de Joden waren naar Martha en Maria gekomen om hen te troosten over hun broer. Zodra Martha dan hoorde dat Jezus kwam, ging zij Hem tegemoet, maar Maria bleef in huis zitten. Martha nu zei tegen Jezus: Heere, als U hier geweest was, zou mijn broer niet gestorven zijn, maar ook nu weet ik dat God U alles wat U van God vraagt, geven zal. Jezus zei tegen haar: Uw broer zal weer opstaan. Martha zei tegen Hem: Ik weet dat hij zal opstaan bij de opstanding op de laatste dag. Jezus zei tegen haar: Ik ben de Opstanding en het Leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al was hij gestorven, en ieder die leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven in eeuwigheid. Gelooft u dat? Zij zei tegen Hem: Ja, Heere, ik geloof dat U de Christus bent, de Zoon van God, Die in de wereld komen zou. En na dit gezegd te hebben ging zij weg en riep Maria, haar zuster, onopgemerkt en zei: De Meester is er en Hij roept u. Zodra die dat hoorde, stond zij snel op en ging naar Hem toe. Jezus nu was nog niet in het dorp gekomen, maar was op de plaats waar Martha Hem tegemoetgekomen was. Toen dan de Joden, die met haar in het huis waren en haar troostten, zagen dat Maria snel opstond en naar buiten ging, volgden zij haar en zeiden: Zij gaat naar het graf om daar te huilen. Zodra dan Maria kwam waar Jezus was, en Hem zag, viel zij aan Zijn voeten en zei tegen Hem: Heere, als U hier geweest was, zou mijn broer niet gestorven zijn. Toen Jezus haar dan zag huilen, en ook de Joden die met haar meekwamen, zag huilen, werd Hij heftig in de geest bewogen en raakte innerlijk in beroering. En Hij zei: Waar hebt u hem gelegd? Zij zeiden tegen Hem: Heere, kom het zien. Jezus weende. De Joden dan zeiden: Zie, hoe lief Hij hem had! En sommigen van hen zeiden: Kon Hij Die de ogen van de blinde geopend heeft, ook niet maken dat deze niet gestorven was? Jezus dan, opnieuw heftig bewogen in Zichzelf, kwam bij het graf. Het was een grot, en er was een steen op gelegd. Jezus zei: Neem de steen weg. Martha, de zuster van de gestorvene, zei tegen Hem: Heere, hij ruikt al, want hij ligt hier al voor de vierde dag. Jezus zei tegen haar: Heb Ik u niet gezegd dat u, als u gelooft, de heerlijkheid van God zult zien? Zij namen dan de steen weg waar de gestorvene lag. En Jezus hief de ogen omhoog en zei: Vader, Ik dank U dat U Mij verhoord hebt. En Ik wist dat U Mij altijd verhoort, maar ter wille van de menigte die om Mij heen staat, heb Ik dit gezegd, opdat zij geloven dat U Mij gezonden hebt. En toen Hij dit gezegd had, riep Hij met een luide stem: Lazarus, kom naar buiten! En de gestorvene kwam naar buiten, gebonden aan handen en voeten met grafdoeken, en zijn gezicht was omwonden met een zweetdoek. Jezus zei tegen hen: Maak hem los en laat hem weggaan. Velen dan van de Joden die naar Maria toe gekomen waren en gezien hadden wat Jezus gedaan had, geloofden in Hem. Maar sommigen van hen gingen naar de Farizeeën en zeiden tegen hen wat Jezus gedaan had. (John 11:1-46)

[20]

Want zoals door de ongehoorzaamheid van de ene mens velen als zondaars aangemerkt worden, zo zullen ook door de gehoorzaamheid van de Ene velen als rechtvaardigen aangemerkt worden. (Romeinen 5:19)

Hoewel Hij de Zoon was, heeft Hij toch gehoorzaamheid geleerd uit wat Hij heeft geleden.
9 En toen Hij volmaakt was geworden, is Hij voor allen die Hem gehoorzamen, een oorzaak van eeuwige zaligheid geworden. (Hebreeën 5:8-9)

De Heere HEERE heeft Mij het oor geopend, en Zelf ben Ik niet ongehoorzaam, Ik wijk niet terug. (Jesaja 50:5)

Daarom zegt Hij bij Zijn komst in de wereld: Slachtoffer en graanoffer hebt U niet gewild, maar U hebt voor Mij een lichaam gereedgemaakt. Brandoffers en offers voor de zonde hebben U niet behaagd. Toen zei Ik: Zie, Ik kom – in de boekrol is over Mij geschreven – om Uw wil te doen, o God. (Hebreeën 10:5-7)

Moest de Christus dit niet lijden en zo in Zijn heerlijkheid ingaan? (Lukas 24:26)

En Hij zei tegen hen: Zo staat er geschreven en zo moest de Christus lijden en uit de doden opstaan op de derde dag. (Lukas 24:46)

… maar God heeft op die manier vervuld wat Hij bij monde van al Zijn profeten aangekondigd had, namelijk dat de Christus lijden zou. (Handelingen 3:18)

… namelijk dat de Christus moest lijden en dat Hij, als Eerste uit de opstanding van de doden, een licht zou aankondigen aan dit volk en de heidenen. (Handelingen 26:23)

Jezus antwoordde en zei tegen hen: Elia zal wel eerst komen en alles herstellen. Ik zeg u echter dat Elia al gekomen is, en ze hebben hem niet erkend, maar ze hebben met hem gedaan alles wat ze wilden; zo zal ook de Zoon des mensen door hen lijden. Toen begrepen de discipelen dat Hij tot hen over Johannes de Doper gesproken had. (Mattheüs 17:11-13)

[21]

U moet weten en begrijpen: vanaf de tijd dat het woord uitgaat om te laten terugkeren en om Jeruzalem te herbouwen tot op Messias, de Vorst, verstrijken er zeven weken en tweeënzestig weken. Plein en gracht zullen opnieuw gebouwd worden, maar wel in benauwde tijden.Na de tweeënzestig weken zal de Messias uitgeroeid worden, maar het zal niet voor Hemzelf zijn. (Daniel 9:25-26)

… Maar de HEERE heeft de ongerechtigheid van ons allen op Hem doen neerkomen. (Jesaja 53:6b)

… Als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, …. (Jesaja 53:10)

Ik geef Mijn rug aan hen die Mij slaan, Mijn wangen aan hen die Mij de baard uitplukken. Mijn gezicht verberg Ik niet voor smaad en speeksel. (Jesaja 50: 6)

Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen. (Jesaja 53:5)

… zij hebben mijn handen en mijn voeten doorboord. Al mijn beenderen zou ik kunnen tellen;
en zij, zij zien het aan, zij kijken naar mij. Zij verdelen mijn kleding onder elkaar en werpen het lot om mijn gewaad. (Psalm 22: 17b-19)

Zij zullen Mij aanschouwen, Die zij doorstoken hebben.  (Zacharia 12:10b)

Door de kennis van Hem zal de Rechtvaardige, Mijn Knecht, velen rechtvaardig maken, want Hij zal hun ongerechtigheden dragen. (Jesaja 53:11b)

… omdat Hij Zijn ziel heeft uitgestort in de dood, onder de overtreders is geteld, omdat Hij de zonden van velen gedragen heeft en voor de overtreders gebeden heeft. (Jesaja 53:12b)

En Hij heeft u, toen u dood was in de overtredingen en het onbesneden zijn van uw vlees, samen met Hem levend gemaakt door u al uw overtredingen te vergeven, en het handschrift dat tegen ons getuigde, uit te wissen. Dit handschrift was met zijn bepalingen tegen ons gericht, en Hij heeft dat uit het midden weggenomen door het aan het kruis te nagelen. (Kolossenzen 2:13-14)

Want Hem Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem. (2 Korinthiërs 5:21)

[22]

Zoals dus door één overtreding de veroordeling gekomen is over alle mensen tot verdoemenis, zo komt ook door één rechtvaardigheid de genade over alle mensen tot rechtvaardiging van het leven. (Romeinen 5:18)

Toen de hoofdman over honderd zag wat er gebeurd was, verheerlijkte hij God en zei: Werkelijk, deze Mens was rechtvaardig. (Lukas 23:47)

… Maar uit Hem bent u in Christus Jezus, Die voor ons is geworden wijsheid van God en gerechtigheid, heiliging en verlossing, … (1 Korinthiërs 1:30)

… door de gerechtigheid van onze God en Zaligmaker, Jezus Christus…  (2 Petrus 1:1)

En als iemand gezondigd heeft: wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige. (1 John 2:1)

[23]

En bijna alles wordt volgens de wet door bloed gereinigd, en zonder het vergieten van bloed vindt er geen vergeving plaats. (Hebreeën 9:22)

… Christus…, Hij, Die geen zonde gedaan heeft en in Wiens mond geen bedrog gevonden is; … (1 Petrus 2:22)

Men heeft Zijn graf bij de goddelozen gesteld, en Hij is bij de rijke in Zijn dood geweest, omdat Hij geen onrecht gedaan heeft en geen bedrog in Zijn mond geweest is. (Jesaja 53:9)

Want Hem Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem. (2 Korinthiërs 5:21)

Nu wij dan een grote Hogepriester hebben, Die de hemelen is doorgegaan, namelijk Jezus, de Zoon van God, laten wij aan deze belijdenis vasthouden. Want wij hebben geen Hogepriester Die geen medelijden kan hebben met onze zwakheden, maar Een Die in alles op dezelfde wijze als wij is verzocht, maar zonder zonde. (Hebreeën 4:14-15)

Zoals dus door één overtreding de veroordeling gekomen is over alle mensen tot verdoemenis, zo komt ook door één rechtvaardigheid de genade over alle mensen tot rechtvaardiging van het leven. Want zoals door de ongehoorzaamheid van de ene mens velen als zondaars aangemerkt worden, zo zullen ook door de gehoorzaamheid van de Ene velen als rechtvaardigen aangemerkt worden. (Romeinen 5:18-19)

[24]

Want de wet, die slechts een schaduw heeft van de toekomstige heilsgoederen en niet het wezen van de dingen zelf, kan nooit met dezelfde offers, die zij jaar in jaar uit ononderbroken brengen, hen die naderen tot volmaaktheid brengen. Zou er anders niet een einde gekomen zijn aan het offeren? Want zij die de dienst verrichtten, zouden zich dan in geen enkel opzicht meer bewust zijn van zonden, wanneer zij eens en voor altijd gereinigd waren. Maar nu wordt men door deze offers elk jaar opnieuw aan de zonden herinnerd. Want het is onmogelijk dat het bloed van stieren en bokken de zonden wegneemt. (Hebreeën 10:1-4)

En bijna alles wordt volgens de wet door bloed gereinigd, en zonder het vergieten van bloed vindt er geen vergeving plaats. (Hebreeën 9:22)

Want als het bloed van stieren en bokken en de as van de jonge koe, op de verontreinigden gesprenkeld, hen heiligt tot reinheid van het vlees, hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door de eeuwige Geest Zichzelf smetteloos aan God geofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken om de levende God te dienen! (Hebreeën 9:13-14)

[25]

Abraham zei: God zal Zichzelf voorzien van het lam voor het brandoffer, mijn zoon. Zo gingen zij beiden samen. (Genesis 22:8)

De volgende dag zag Johannes Jezus naar zich toe komen en hij zei: Zie het Lam van God, Dat de zonde van de wereld wegneemt! (Johannes 1:29)

En toen hij Jezus zag lopen, zei hij: Zie, het Lam van God! (Johannes 1:36)

En als u Hem als Vader aanroept Die zonder aanzien des persoons naar ieders werk oordeelt, wandel dan in de vreze des Heeren, gedurende de tijd van uw vreemdelingschap, in de wetenschap dat u niet met vergankelijke dingen, zilver of goud, vrijgekocht bent van uw zinloze levenswandel, die u door de vaderen overgeleverd is, maar met het kostbaar bloed van Christus, als van een smetteloos en onbevlekt Lam. (1 Petrus 1:17-19)

[26]

Want wat Zijn sterven betreft, is Hij eens en voor altijd voor de zonde gestorven, en wat Zijn leven betreft, leeft Hij voor God. (Romeinen 6:10)

Hij heeft het niet nodig, zoals de hogepriesters, elke dag eerst voor zijn eigen zonden slachtoffers te brengen en pas daarna voor die van het volk. Want dat heeft Hij eens en voor altijd gedaan, toen Hij Zichzelf offerde. (Hebreeën 7:27)

Hij is niet door bloed van bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed eens en voor altijd binnengegaan in het heiligdom en heeft daardoor een eeuwige verlossing teweeggebracht. (Hebreeën 9:12)

Op grond van die wil zijn wij geheiligd door het offer van het lichaam van Jezus Christus, eens en voor altijd gebracht. (Hebreeën 10:10)

[27]

Want Hem (= de Here Jezus Christus) Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij (= God) voor ons tot zonde gemaakt, opdat wij zouden worden gerechtigheid van God in Hem. (2 Korinthiërs 5:21)

Daarom heeft ook Jezus, om door Zijn eigen bloed het volk te heiligen, buiten de poort geleden. (Hebreeën 13:12)

Hij is niet door bloed van bokken en kalveren, maar door Zijn eigen bloed eens en voor altijd binnengegaan in het heiligdom en heeft daardoor een eeuwige verlossing teweeggebracht. (Hebreeën 9:12)

… de gemeente van God …, die Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed. (Handelingen 20:28b)

In Hem hebben wij de verlossing, door Zijn bloed, namelijk de vergeving van de overtredingen, overeenkomstig de rijkdom van Zijn genade, … (Efeziërs 1:7)

In Hem hebben wij de verlossing, door Zijn bloed, namelijk de vergeving van de zonden. (Kolossenzen 1:14)

…, in de wetenschap dat u niet met vergankelijke dingen, zilver of goud, vrijgekocht bent van uw zinloze levenswandel, die u door de vaderen overgeleverd is, maar met het kostbaar bloed van Christus, als van een smetteloos en onbevlekt Lam.  (1 Petrus 1:18-19)

Maar als wij in het licht wandelen, zoals Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkaar, en het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde. Als wij zeggen dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en is de waarheid niet in ons. Als wij onze zonden belijden: Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid. Als wij zeggen dat wij niet gezondigd hebben, maken wij Hem tot leugenaar en is Zijn woord niet in ons. (1 Johannes 1:7-10)

[28]

Want ik heb u ten eerste overgeleverd wat ik ook ontvangen heb, dat Christus gestorven is voor onze zonden, overeenkomstig de Schriften, en dat Hij begraven is, en dat Hij opgewekt is op de derde dag, overeenkomstig de Schriften, en dat Hij verschenen is aan Kefas, daarna aan de twaalf. Daarna is Hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders tegelijk, van wie de meesten nu nog in leven zijn, maar sommigen ook zijn ontslapen. … (1 Korinthiërs 15:3-6)

Hij heeft Zichzelf, nadat Hij geleden had, ook levend aan hen vertoond, met veel onmiskenbare bewijzen, veertig dagen lang, waarbij Hij door hen gezien werd en over de dingen sprak die het Koninkrijk van God betreffen. (Handelingen 1:3)

En Thomas, een van de twaalf, Didymus genoemd, was niet bij hen toen Jezus daar kwam. De andere discipelen dan zeiden tegen hem: Wij hebben de Heere gezien. Maar hij zei tegen hen: Als ik in Zijn handen niet het litteken van de spijkers zie, en mijn vinger niet steek in het litteken van de spijkers, en mijn hand niet steek in Zijn zij, zal ik beslist niet geloven. En na acht dagen waren Zijn discipelen weer binnen en Thomas was bij hen. Jezus kwam terwijl de deuren gesloten waren, en Hij stond in hun midden en zei: Vrede zij u. Daarna zei Hij tegen Thomas: Kom hier met uw vinger en bekijk Mijn handen, en kom hier met uw hand en steek die in Mijn zij; en wees niet ongelovig, maar gelovig. En Thomas antwoordde en zei tegen Hem: Mijn Heere en mijn God! Jezus zei tegen hem: Omdat u Mij gezien hebt, Thomas, hebt u geloofd; zalig zijn zij die niet gezien zullen hebben en toch zullen geloven. (Johannes 20:24-29)

Want met dit doel is Christus ook gestorven en opgestaan en weer levend geworden, dat Hij zowel over doden als levenden zou heersen. (Romeinen 14:9)

En Hij is voor allen gestorven, opdat zij die leven, niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem Die voor hen gestorven en opgewekt is. (2 Korinthiërs 5:15)

[29]

Wie is het die verdoemt? Christus is het Die gestorven is, ja wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook aan de rechterhand van God is, Die ook voor ons pleit. (Romeinen 8:34)

… maar deze Priester is, nadat Hij één slachtoffer voor de zonden geofferd had, tot in eeuwigheid gezeten aan de rechterhand van God. (Hebreeën 10:12)

… terwijl wij het oog gericht houden op Jezus, de Leidsman en Voleinder van het geloof. Hij heeft om de vreugde die Hem in het vooruitzicht was gesteld, het kruis verdragen en de schande veracht en zit nu aan de rechterhand van de troon van God. (Hebreeën 12:2)

[30]

En Jezus kwam naar hen toe, sprak met hen en zei: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. (Mattheüs 28:18)

… Jezus Christus; Deze is de Heere van allen. (Handelingen 10:36)

[31]

Zie, Hij komt met de wolken, en elk oog zal Hem zien, ook zij die Hem doorstoken hebben. En alle stammen van de aarde zullen rouw over Hem bedrijven. Ja, amen. (Openbaring 1:7)

[32]

En ik zag de hemel geopend, en zie, een wit paard, en Hij Die daarop zat, werd getrouw en waarachtig genoemd. En Hij oordeelt en voert oorlog in gerechtigheid. En Zijn ogen waren als een vuurvlam en op Zijn hoofd waren vele diademen. Hij had een Naam, die opgeschreven was, en die niemand kent dan Hijzelf. En Hij was bekleed met een in bloed gedoopt bovenkleed, en Zijn Naam luidt: Het Woord van God. En de legers in de hemel volgden Hem op witte paarden, gekleed in fijn linnen, wit en smetteloos. En uit Zijn mond kwam een scherp zwaard, opdat Hij daarmee de heidenvolken zou slaan. En Hij zal hen hoeden met een ijzeren staf. En Hij treedt de wijnpersbak van de wijn van de grimmige toorn van de almachtige God. Er stond op Zijn bovenkleed en op Zijn dij deze Naam geschreven: Koning der koningen en Heere der heren. (Openbaring 19:11-16)

Zij zullen oorlog voeren tegen het Lam, maar het Lam – want Heere der heren is Hij en Koning der koningen – zal hen overwinnen, en zij die samen met Hem zijn, geroepenen, uitverkorenen en gelovigen. (Openbaring 17:14)

Want de HEERE, uw God, is de God der goden en de Heere der heren; die grote, machtige en ontzagwekkende God, … (Deuteronomium 10:17)

… tot de verschijning van onze Heere Jezus Christus. De zalige en alleen machtige Heere, de Koning der koningen en Heere der heren, zal die op Zijn tijd laten zien, Hij Die als enige onsterfelijkheid bezit en een ontoegankelijk licht bewoont; Hem heeft geen mens gezien en niemand kan Hem ook zien. Hem zij eer en eeuwige kracht. Amen. (1 Timotheüs 6:14-15)

[33]

… Jezus Christus, Die aan de rechterhand van God is, opgevaren naar de hemel, terwijl de engelen, machten en krachten Hem onderworpen zijn. (1 Petrus 3:21-22)

… Jezus Christus, Die de getrouwe Getuige is, de Eerstgeborene uit de doden en de Vorst van de koningen der aarde. Hem Die ons heeft liefgehad en ons van onze zonden gewassen heeft in Zijn bloed, … (Openbaring 1:5)

Daarom heeft God Hem ook bovenmate verhoogd en heeft Hem een Naam geschonken boven alle naam,
opdat in de Naam van Jezus zich zou buigen elke knie van hen die in de hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn, en elke tong zou belijden dat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid van God de Vader. (Filippenzen 2:9-11)

[34]

Wie is er onder u die de HEERE vreest, die luistert naar de stem van Zijn Knecht? Als hij in duisternissen gaat en geen licht heeft, laat hij dan vertrouwen op de Naam van de HEERE en steunen op zijn God. (Jesaja 50:10)

Kus de Zoon, opdat Hij niet toornig wordt en u onderweg omkomt, wanneer Zijn toorn slechts even ontbrandt. Welzalig allen die tot Hem de toevlucht nemen! (Psalm 2:12)